Laatst keek ik weer eens naar de film Titanic van James Cameron. Een alleraardigste film, met een specifieke scene waar ik nog altijd kriebels van in mijn buik krijg. Ergens in het deel van de film waarin de glorieuze boot nog niet op zijn glorieuze ondergang afstevent, vinden de armoedzaaier Leonardo Di Caprio en de rijkeluisdochter Kate Winslet elkaar. Ze rennen hand in hand door de avondzon over het dek. Aan de voorkant van het schip laat Leonardo Kate op het hek klimmen en terwijl hij haar vasthoudt, slaakt hij de gevleugelde kreet: 'I'm the king of the world!' Tijdens deze scene meen ik altijd een beetje te voelen wat de personages voelen. Het gevoel de koning van de wereld te zijn: waar het leven zich in al zijn glorie aan je ontvouwt en waar de dagelijkse zorgen geheel afwezig zijn. Dit gevoel beleef ik echter slechts in een afgeleide vorm. Ik zit immers in de schemering op de bank, weliswaar prima op mijn gemak en nippend aan een pilsje, maar de ultieme glorie van het moment in de boot blijft voor mij buiten bereik. Vandaar dat ik me op dit moment afvraag: is er een moment in mijn leven waarin ik wél het gevoel heb gehad 'the king of the world' te zijn?

Herinneringen uit mijn kindertijd

Allereerst onderzoek ik mijn kindertijd. Deze was zorgeloos, dat zeker, maar ik herinner me geen waarlijk glorieuze momenten. Snoepzakjes achter in de auto na een verjaardag van mijn oom, Donald Ducks lezen in de tuin, schaatsen op de beek in de winter. Het zijn fijne herinneringen, maar tegelijk zijn het niet volledig ontwikkelde herinneringen. Ik voel weemoed en geborgenheid, maar weinig specifieke gevoelens die ik destijds zou hebben gevoeld. Wellicht is het gevoelsleven van een achtjarige nog niet verfijnd genoeg om emoties te volste te kunnen beleven.

Dan de tienerjaren maar..

Mijn herinneringen als puber, daar zit vast wel een Leonardo Di Caprio-waardig moment in! Ja, ik denk dat ik er wel een weet. In de vierde klas is er voor het eerst een kerstgala van mijn middelbare school waar ik en mijn vrienden heen mogen. Mijn vrienden komen eerst bij mij thuis een biertje drinken. Daarna lopen we samen naar een beduimend zaaltje in het dorp. Alle vier zijn we gehuld in fraaie smokings die we bij Gents hebben besteld. Mét een strikje uiteraard. Voor het eerst voel ik me geen jongen maar een man. Daar met zijn vieren, schijnbaar achteloos wandelend over de weg, met een hand losjes in de broekzak, voel ik mij 'the king of the world'.